Artikel door Jol Abels
Deze zomer was ik op reis in Zweden, en bevond mezelf in een avondwandeling door de nieuw ontwikkelde wijk Västra Hamnen in de Zuidelijke stad Malmö. Västra Hamnen vertaalt zich naar ‘westelijke haven’, en bevindt zich op een stuk grond dat in de jaren 50 is opgespoten voor de groeiende industrie en scheepwerven die het gebied rijk was. Sinds de door oliecrisis sluiting van de scheepswerven in 1986 is het een verloederd gebied geweest. Tot er in 2001 plannen ontstonden om hier een duurzame woonwijk te bouwen. En met succes: Als vanzelf leidden de openbaren ruimtes me door deze wijk heen – als een lappendeken aan pleinen en parken die zich vanaf het centrum naar de kust uitspreidden. Opvallend was het palet aan materialen in de openbare ruimte en architectuur die een knipoog vormden naar het havenverleden. Wat me ook opviel was het minimaal gebruik aan kunstmatig licht in deze ruimtes. De enkele lantaarnpalen precies genoeg om nieuwsgierigheid te wekken, en misstappen in het kanaal te voorkomen.
Lichtvervuiling is een van de snelst groeiende en meest doordringende vormen van milieuvervuiling. Niet alleen ontneemt het ons de mogelijkheid om sterren te kijken in de nacht en het verschil tussen seizoenen en dagen te ervaren, ook verstoort het ecosystemen in ons landschap. Vleermuizen kunnen zich niet meer oriënteren, migratieperioden van vogels worden verstoord, en insectenpopulaties krimpen.
Malmö onderscheidt zich afgelopen jaren steeds meer als ‘stad van het licht’ van Europa. Als snelst groeiende stad van Zweden, zet de stad zich in voor het creëren van verwelkomende en karakteristieke ruimtes. De stad richt zich op 4 pijlers: Licht als gids, licht waar nodig, licht waar het mooi is, en donker waar nodig. De ontwikkeling van Västra Hamnen biedt alle mogelijkheid om hiermee te experimenteren.
Een plek waar esthetiek van straatverlichting perfect gemengd wordt met functionaliteit is aan de looppaden langs de kanalen. Op precies de goede plekken staan lantaarnpalen die schaduwen van de gelaagde beplanting subtiel op de bestrating werpen. In de verte leidt de volgende bundel licht je verder het pad op. In de parken staat hoge beplanting, waarbij de belichting zo wordt ingezet dat er geen ongure plekjes ontstaan, maar nooit meer dan nodig: door het programma van de omliggende gebouwen zijn er altijd ‘eyes on the street’. Bovendien is de wijk autovrij, waardoor licht van stoplichten en voertuigen ook minimaal is.
Figuur 1: De lantaarnpalen werpen gelaagde tekeningen van de beplanting op de bestrating
Aan het eind van mijn wandeling – als de lappendeken me bij de kust heeft gebracht, zit ik (wederom in het donker) te genieten van het uitzicht over de zee, op een plein dat Jan Gehl nog jaloers zou maken. Verderop – bijna onzichtbaar maar zeker niet onhoorbaar - zit een groepje mensen luidruchtig te kletsen. Zij gebruiken de openbare ruimte als ontmoetingsplek. Nog een stuk verder springen jongeren gillend het water in. De huiskamerlampen van de omliggende residentiële gebouwen zijn bijna de enige bronnen van licht die het plein kleuren, en de enkele horecagelegenheden sluiten langzaam hun deuren. De grote ramen in deze tentjes zorgen voor een zichtrelatie met het omliggende plein. Door het mixen van functies in deze openbare ruimte wordt het door verschillende doelgroepen op verschillende tijden op de dag intensief gebruikt. En door het intensieve gebruik wordt de noodzaak van overmatig kunstmatig licht overbodig voor een veilig gevoel. Tevreden kijk ik uit over het water. De lampjes op de Øresundbridge richting Kopenhagen knipperen langzaam en ik zie de stralende skyline van deze wereldstad. De lage wolken die hierboven hangen reflecteren de enorme hoeveelheid aan licht dat de stad produceert. Ik vraag me af hoe het eruit zou zien als er overal zo bewust over licht wordt nagedacht als in deze wijk. Zou ik dan sterren kunnen bekijken in plaats van knipperende lampjes?
Figuur 2 De Øresund brug met de verlichte skyline van Kopenhagen
Bronnen
(Chepesiuk, 2009).
Comentarios