In de flexibele stad is het ruimtelijk aanbod beter afgestemd op de ruimtelijke vraag, dan in de inflexibele stad. Deze is meer adaptief, slimmer en minder star. Juist die flexibiliteit is volgens de auteurs het wondermiddel om krimp en leegstand aan te pakken. Flexibiliteit kan worden bereikt door instrumenten te bieden die bijdragen aan een flexibele stad. Maar in hoeverre is het mogelijk om dit met een kist vol instrumenten te lijf te gaan?
De ruimtelijke ordening zoals we die in Nederland kennen is vastgelopen. Althans, als we de gedachte volgen van Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl, oprichters van temp.architecture, een bureau dat zich richt op stedelijke transformaties binnen architectuur en stedenbouw. Samen schreven ze aan het boek De flexibele stad: Oplossingen voor leegstand en krimp – een fijn, stijlvol en simpel vormgegeven boekwerkje, waarin eenvoudige schema’s en symbolen begeleidend zijn aan de tekst. Het boek duidt en ontrafelt op een heel structurele, haast wiskundig precieze manier de problemen in de huidige ruimtelijke ordening. De auteurs doen dit vanuit hun ontwerpende en onderzoekende achtergrond – beiden zijn docent bouwkunde aan de TU Delft – maar ze laten met hulp van experts tegelijk ook hun juridische, procesmatige en financiële inzichten zien.
De huidige situatie van braakliggende terreinen en leegstaande gebouwen bewijst dat “onze steden minder meebewegen dan nodig is”. De oude wetmatigheden gelden niet meer. De huidige inflexibele stad is ten dode opgeschreven als we niet snel de ruimtelijke ordening anders gaan aanpakken. Redenen hiervoor zijn dat we in (West-)Europa niet meer de belangrijke speler op de wereldeconomie zijn die we waren, en we vaak nog denken te zijn. Er komt een einde aan de groei die we zoveel decennia gewend zijn; wellicht dat zelfs de huidige crisis niet voorbij zal gaan maar de situatie is waarin we de komende decennia zullen zitten. En alsof dat nog niet genoeg is, kampen we ook nog met een systeemcrisis waarbij de gebruikers steeds kritischer worden op de aanwezige openbare ruimte, en is aanbod en vraag niet goed op elkaar afgestemd. Wat kunnen we nog doen?
De flexibele stad geeft oplossingen. Centraal in het boek staan 36 instrumenten die de auteurs hebben verzameld: een uitgebreide toolbox, onderverdeeld in vier categorieën. De procesmatige instrumenten bestaan voornamelijk uit sociale constructies die kunnen worden gekozen om tot een besluit of project te komen; termen als placemaking, co-creatie, social media en improvisatie krijgen hierin een plek. De paragraaf over juridische flexibiliteit behandelt de meer planologische constructies zoals de lokale afwegingsruimte, tijdelijke vergunning en de leegstandswet. Grappig dat ook illegaliteit hierin wordt besproken; maar, inderdaad, dit is natuurlijk ook een effectieve manier om een een bepaald doel te bereiken. Vervolgens laten de financiële instrumenten, waaronder afwaardering, crowdfunding en cashflowsturing (!), zien hoe nieuwe financiële constructies kunnen worden gevonden voor het behalen van een doel. En ten slotte gaan de ruimtelijke instrumenten in op de fysieke uitwerking, met daarbij onder andere de termen schaalverkleining, verduurzaming en pop-up. Het resultaat: vier keer negen ideeën over hoe een project kan worden opgestart, gefinancierd, vormgegeven en juridisch onderbouwd. Eigenlijk is geen van alle instrumenten feitelijk nieuw; de auteurs laten slechts het totaaloverzicht zien waarmee gewerkt kan worden, zodat per situatie bewust een keuze gemaakt kan worden.
Voorbeelden van die situaties waarin nu al dergelijke instrumenten zijn of worden toegepast worden gegeven in het laatste hoofdstuk. Eigenlijk wordt dan pas duidelijk – wellicht wat aan de late kant – hoe we de instrumenten op moeten vatten, namelijk als onderdelen voor een fris en geslaagd stedelijk project. Voorbeeldprojecten uit heel Nederland (en Berlijn) laten zien dat de instrumenten, en meestal combinaties daarvan, perfect in de praktijk blijken te werken. Erg interessant om over te lezen, en bovendien het hoogtepunt van het boek.
Onze steden en landschappen zijn per definitie een afspiegeling van onze cultuur. Je zou haast kunnen zeggen: de stad is door haar hoge dichtheid aan functies en gebruikers de meest directe representatie van die cultuur, inclusief alle bijbehorende wanorde en dynamiek. De analyse dat de huidige ruimtelijke ordening niet strookt met die stedelijke cultuur, is waarschijnlijk terecht. Maar is het daarmee tegelijk niet onmogelijk om diezelfde wanorde en dynamiek in wetmatigheden te vangen? Is die onvoorspelbaarheid te vatten in 36 instrumenten? Het aanbrengen van structuur is de basis voor veel ruimtelijke ordening en stedenbouw. Maar wat als deze basis niet meer geldt en we zelfs elke vorm van structuur los willen laten? Een concluderend nawoord had hier wellicht antwoord op kunnen geven.
De flexibele stad is zoals gezegd niet een boek met nieuwe ideeën, maar eerder een handzame verzameling van vele al bestaande, losse ideeën. Hiermee zeker niet minder nuttig; misschien dat we de ruimtelijke ordening kunnen redden alleen al door te leren de aanwezige kennis beter toe te passen.
e flexibele stad: Oplossingen voor leegstand en krimp Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl nai010 Uitgevers, Rotterdam (2013) ISBN 978-94-6208-045-4 Nederlandstalig Prijs €24,50 218 p.
Comentarios