Column door Pim Buijs
Terwijl ik dit schrijf, zijn de tweede-kamer verkiezingen vol aan de gang. De tijd rondom de verkiezingen is vaak een tijd van contrast: die is links, die is rechts, hij is voor en zij is tegen. Elke partij probeert zich te onderscheiden. Niet alleen politici hebben het over verschillen, het volk die voor ze gaat stemmen heeft het er ook over. Deze verkiezingen voelen toch net wat anders dan de vorige verkiezingen die ik heb meegemaakt. Dat komt voor mij door een onderwerp dat bij veel partijen hoog op de agenda staat: de nieuwe bestuurscultuur.
Het vertrouwen in de overheid is de laatste jaren flink gedaald, o.a. door de gevolgen van gaswinning in Groningen, de toeslagenaffaire, de vele crises in ons land en uitspraken zoals “functie elders” en “daar heb ik geen actieve herinnering aan”. Steeds meer mensen wantrouwen de overheid, en besluiten zelfs om niet meer actief deel te nemen aan de democratie; bijvoorbeeld door niet te stemmen tot zelfs hun paspoort op te zeggen en zichzelf soeverein te verklaren. Het idee leeft steeds meer dat de overheid tegenover de bewoners van Nederland staat, in plaats van er naast. Het toenemen van spanningen tussen burger en overheid wordt ook wel verticale polarisatie genoemd. Er ontstaat een steeds feller contrast tussen burger en overheid, een steeds sterker wij-zij gevoel. De frisse wind in Den Haag en de aandacht voor een nieuwe bestuurscultuur zou dit gat moeten dichten, volgens de politiek.
Als ambtenaar is dit een aparte maatschappelijke ontwikkeling om te zien. Aan de ene kant ben ik een burger van Nederland, en ben ik van mening dat de overheid fouten heeft gemaakt de afgelopen jaren die mijn vertrouwen hebben laten dalen. Aan de andere kant ben ik ook onderdeel van dezelfde overheid, maar dan op lokaal niveau voor de Gemeente Utrecht.
De reden dat ik dit vakgebied in ben gegaan is om mensen te helpen. Deze drijfveer is afkomstig vanuit mijn familie, specifiek mijn opa. Hij was een man die voor iedereen klaarstond en hielp zonder er wat terug voor te vragen. Toen hij werd begraven kwam ik er achter hoe veel hij heeft betekent voor een uiteenlopende groep mensen, door zijn onbaatzuchtige manier van handelen. Ook mijn ouders zijn zo ingesteld, dus is het al meerdere generaties met de paplepel ingegoten. Toen ik een studie ging kiezen kwam ik terecht bij ruimtelijk ordening, en realiseerde ik dat dit mijn manier was om anderen te helpen en daarbij bij te dragen aan de maatschappij. Iedereen maakt immers gebruik van de leefomgeving, dus is het verbeteren daarvan een effectieve manier om veel mensen te helpen.
Tijdens mijn master liep ik stage bij een commercieel ingenieursbureau. Bij deze bureaus is je klant eigenlijk altijd een overheidsinstantie. Het was leuk om echt het werkveld in te gaan en te zien wat ik kan, maar iets zat mij wel dwars. Als je werkt voor een ingenieursbureau, dan werk je altijd met opdrachten. De kaders van deze opdracht worden gesteld door de opdrachtgever, in dit geval een overheidsinstantie. Er is wat beweegruimte binnen deze kaders, maar het ingenieursbureau heeft eigenlijk geen invloed op de kaders zelf. Hoewel er altijd kritisch wordt gekeken naar de opdracht, is het meer ‘u vraagt, wij draaien’. Ik deed mee aan opdrachten waarbij ik twijfels had over de kaders, maar daar had ik geen invloed op.
Daarom besloot ik om, na mijn afstuderen, te gaan werken bij de overheid. De overheid is immers de partij die de kaders stelt, en daarbij bepaalt wat er met de leefomgeving gaat gebeuren. Toen ik begon bij de gemeente drong het tot mij door dat de knopen worden doorgehakt door bestuurders, en het de rol van de ambtenaar is om hen te informeren en te adviseren over de keuzes die ze moeten maken. De bestuurder draagt de eindverantwoordelijkheid, en vertegenwoordigt de gemaakte keuzes voor de gemeenteraad. Dit voegt een hele andere dimensie toe aan het werk. Bij een ingenieursbureau heb je vaak maar beperkt te maken met de bestuurlijke en politieke werkelijkheid: je adviseert de ambtenaren, die vervolgens bestuurders adviseren.. Hoewel ingenieursbureau een belangrijke functie vervullen voor ons land, was het niet de plek voor mij.
Het werken bij de overheid was voor mij een manier om dichterbij de plek te komen waar keuzes worden gemaakt en veranderingen plaatsvinden, en zo meer impact te kunnen maken. Zo speel ik ook mijn rol in het vertrouwen terugwinnen van de burger in de overheid. Er werken genoeg hardwerkende mensen bij de overheid die het beste voor het land voor zich hebben, het land waar ze zelf ook inwoner voor zijn. Maar helaas waren de woorden en de intenties de afgelopen jaren niet wat sprak, maar de daden. Deze daden, zoals de eerder genoemde toeslagenaffaire, hebben de overheid en de burger steeds meer uit elkaar gedreven.
Door mijn rol bij de overheid heb ik het gevoel dat ik niet alleen hier aan wat kan doen, maar ook een positieve impact kan hebben op de leefomgeving en de mensen die hier gebruik van maken. Wellicht is dit een naïeve instelling, en is mijn impact beperkt, maar tot nu toe heb ik nog geen bewijs tegen mijn stelling gezien. Voor de lezers die binnenkort een keuze maken in hun carrière: overweeg een baan bij de overheid en wees de verandering die je in de wereld wil zien. Zo maken we samen de contrasten in ons land een stuk minder sterk.
Comments