top of page

Infratecture: infrastructuur als ontwerpopgave


In tijden van steeds grotere druk op de ruimte is het efficiënt benutten van ruimte steeds belangrijker. Het plannen en ontwerpen van infrastructuur als één van de grootste ruimtegebruikers wordt daarmee een steeds grotere opgave. Het boek Infratecture van Marc Verheijen is een pleidooi om infrastructuur op een integrale manier te benaderen en daarmee (maatschappelijke) meerwaarde te geven aan infrastructuur.


Auteur Marc Verheijen is in eerste instantie opgeleid als verkeerskundige en heeft daarna een opleiding gevolgd als architect. Op het moment werkt hij als architect binnen het ingenieursbureau van de gemeente Rotterdam. Verheijen is ook verbonden als lector Infratecture aan de hogeschool Rotterdam en van daaruit kwam de inspiratie om een boek te schrijven waarin hij dat vak weerspiegelt dat infrastructuur niet op zichzelf staat maar onderdeel is van de samenleving.


Na een introductie over de schrijver, wordt in het boek een inleiding gegeven over wat infratecture nu precies inhoudt en waarom een nieuwe discipline nodig is naast de bestaande disciplines. Verheijen pleit om infratecture te onderscheiden als aparte ontwerprichting naast stedenbouw, landschapsontwerp en architectuur en hij voegt daaraan toe dat dit integraal ontworpen moet worden. Hij geeft daarna echter aan dat Infratect niet een nieuw beroep is, maar een manier van denken die een landschapsarchitect, civiel ingenieur, verkeerskundige, stedenbouwer of architect kan toepassen: Je eigen vak verstaan en je in andere disciplines verdiepen zodat je betere ontwerpen maakt.



Le Viaduc Des Arts


Hierna volgt een hoofdstuk over de geschiedenis van infrastructuur, waar in reuzensprongen wordt gesproken over de betekenis van infrastructuur van nomaden tot Romeinen en de industriële revolutie, eindigend met auto-infrastructuur en flow meets space. Maar zoals Verheijen in het boek zelf ook schrijft: “De geschiedenis van infrastructuur rechtvaardigt een encyclopedisch naslagwerk. Dit boek is dat niet en pretendeert dat ook niet te zijn”.


Na een aantal lijfspreuken van de infratect gaat het boek over naar de casussen die een groot onderdeel van het boek beslaan. Deze best practices op het gebied van mobiliteitsinfrastructuur geven een beeld in hoeverre dit als infratecture wordt gezien. Criterium was dat het allemaal gerealiseerde projecten moeten zijn. Deze casussen bestaan uit heel diverse projecten waarvan sommige op wijkniveau plaats vinden en sommigen op een niveau waar de hele wereld naar kijkt. De vraag blijft bestaan wat er behalve deze criteria precies de reden voor is waarom deze projecten zijn gekozen. Het boek is heel ruim opgezet, maar Verheijen gaat overal net niet diep genoeg op in om het interessant te laten worden. Hij geeft eerder een overzicht van goed gelukte projecten waar hij een inleiding van geeft en waar je zelf kunt een analyse van moet maken om echt te begrijpen hoe complex ze zijn. Want hoewel er wordt geschreven hoe complex de projecten zijn, analysetekeningen (infographics) of uitgediepte teksten over hoe alles precies werkt ontbreken in dit boek.



Hoewel het boek een duidelijk pleidooi is om in de toekomst anders met infrastructuur om te gaan lijkt het of het bij het verschijnen reeds gedateerd is. Er is duidelijk voor gekozen gerealiseerde projecten te analyseren. Deze projecten zijn echter niet de meest moderne of futuristische projecten en een simpele zoekopdracht op internet naar “infrastructure” AND “landscape” biedt aanzienlijk ambitieuzere en toekomstgerichtere projecten dan het boek over wat er bijvoorbeeld mogelijk is met ‘Big data’ of nieuwe technologieën in de auto.


Hoewel het boek een pleidooi is voor integrale samenwerking tussen ontwerpdisciplines om infrastructuur te ontwerpen, lijkt hij daarmee voorbij te gaan aan het feit dat studenten van ontwerpdisciplines als stedenbouw en landschapsarchitectuur al jaren onderwezen worden in het integraal ontwerpen van de openbare ruimte en daarbij ook de infrastructuur betrekken. Infrastructuur maakt daarbij echter wezenlijk onderdeel uit van de openbare ruimte en is niet het primaire onderwerp van ontwerp. Als het vanuit de infrastructuur als primaire ontwerpopgave die momenteel vooral ingenieur-technisch aangepakt wordt kan de hier gepleite infratecture werken.



Citaten uit het boek


Zo wordt in het blad Verkeerskunde 1/2015 in een review van het boek geconcludeerd dat er “tot de verbeelding sprekende citaten” instaan die door de gemiddelde student (landschaps)architectuur met een propedeuse als niet te weerleggen onoverkomelijkheden worden beschouwd. Het boek zal dus misschien geschikter zijn voor verkeerskundigen die infrastructuur als doel op zich hebben en wellicht integraler kunnen werken aan deze projecten om er meer van te maken dan een primair infrastructureel project.

Verheijen biedt niet zoals hij beloofd een visie op wat ons in de toekomst te wachten staat op het gebied van infrastructuur, maar eerder een beschouwing van wat er op dit moment allemaal goed gaat in het ontwerpen van infrastructuur en is dus geslaagd als naslagwerk.


Infratecture Infrastructuur als ontwerpopgave Marc Verheijen Nai010 uitgevers, Rotterdam(2015) ISBN 978-94-6208-201-4 Nederlandstalig Prijs €29,50 224 p.



Comments


bottom of page