top of page

De kracht van ontwerpend onderzoek:             het Nederland van 2100 in beeld

Een gesprek met ontwerpbureau IMOSS over de toekomst van Nederland

 

Artikel door Chris Stuiveling


De toekomst van Nederland is onzeker, maar ons land kan kracht putten uit onze diepgewortelde ontwerptraditie. Dat laat een groot ontwerpend onderzoek  “What if – Nederland 2100” zien, dat in april 2024 is gepubliceerd. Het onderzoek is geïnitieerd vanuit Stichting Ontwerp NL, in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Architecten van MVRDV, landschapsarchitecten van Feddes/Olthof en ontwerpers van IMOSS hebben ieder  hun eigen toekomstvisie gegeven voor Nederland. TOPOS gaat in gesprek met Serge Vonk en Tijl Hekking van het ontwerpbureau IMOSS. Als directeurs, hebben zij beide een leidende rol gehad in de scenariostudie. Vonk heeft in zijn titel als landschapsarchitect behaald in Wageningen en daarna ook de beschermde titel van stedenbouwkundige verkregen. Hekking heeft aan de Academie van Bouwkunst zijn stedenbouwkundige titel gehaald. IMOSS heeft als bureau een stedenbouwkundig profiel, waarbij de verweving van stedenbouw en landschap belangrijke functie vervult.  



IMOSS wordt vaak beschreven als een creatief tevens realistisch bureau, klopt dit?

Zeker, dat is ons motto. Als je een beetje creatief bent kan je altijd wel wat leuks op papier krijgen, maar het is knap lastig om iets moois en creatiefs te tekenen wat ook nog iets van realiteitswaarde heeft. Wij proberen echt die combinatie te leggen door enerzijds creatief, en anderzijds realistisch dingen met elkaar te verenigen. In die zin, hebben wij een hele eigen signatuur aanpak. Soms voelen we ons een half ingenieursbureau omdat wij altijd de haalbaarheid en praktische uitdagingen van een project bezig zijn. Ontwerp is uiteindelijk het bij elkaar brengen van verschillende beperking en mogelijkheden op een plek, waarvoor je goed moet weten wat er speelt.


Wellicht dat wij daarom wel gevraagd zijn om onze ideeën over Nederland in 2100 te pitchen. Uiteindelijk zijn wij met MVRDV en Feddes/Olthoff, uitgekozen om het project te draaien. Elk bureau heeft vervolgens vanuit haar eigen specialiteit een plan ontwikkeld dat ook naast de plannen van de andere bureaus kon bestaan. Nederland hoeft niet te kiezen voor één van deze plannen; juist door elk uit een andere invalshoek te ontwerpen versterken de ideeën elkaar. De combinatie van de verschillende ideeën geeft een beeld van hoe het in 2100 uit kan zien.



In jullie ontwerp schrijven jullie: “2100 staat voor de deur”, wat bedoelen jullie daarmee?

2100 lijkt natuurlijk heel ver weg: 75 jaar in de toekomst, dat is ongeveer een heel mensenleven. Maar, als je vervolgens om je heen kijkt, dan merk je dat de meeste gebouwen en landschappen waarin je nu leeft, er al een hele lange tijd staan. Dat betekent dat veel van wat je nu ontwerpt er in 2100 nog staat. Als we toekomstige problemen voor willen zijn, moeten we nu dus dingen anders gaan doen. Er zijn veel uitdagingen in de 21e eeuw, die bijvoorbeeld te maken hebben met de energietransitie, bodemdaling en mobiliteitsvraag. Op elke combinatie van deze verschillende trends is een bijpassend scenario denkbaar. Wij hebben in ons onderzoek een aantal aannames gemaakt over ontwikkeling in 2100 (zie figuur 1). In ons scenario gaan we met name uit van een sterke bevolkings- en zeespiegelstijging in Nederland. Naar ons idee hebben deze trends de meest waarschijnlijke uitkomst, en zijn ze erg invloedrijk.

 



Jullie maken in de studie een duidelijk onderscheid tussen het rivierenlandschap en de hoge zandgronden, waarom?

Water en Bodem Sturend is hier het toverwoord. Als je de ondergrond van Nederland begrijpt, dan kom je natuurlijkerwijs op verschillende oplossingen op verschillende plekken. Tussen de bureaus zijn de verschillende landschappen van Nederland verdeeld, wij hebben gefocust op het rivierenlandschap en de hoge zandgronden van Nederland. Het rivierengebied is een belangrijk gebied voor de toekomst van Nederland. Van oudsher liggen hier stedelijke kernen op de hogere oeverwallen langs de rivier. Echter, naarmate de techniek verbeterde om land te ontwateren, zijn de steden steeds meer van de oeverwallen afgegroeid, richting de natte komgronden. De veelal naoorlogse wijken hebben in de toekomst een enorm overstromingsgevaar door stijgende piekafvoer van rivieren, verhoogde intensiteit van piekbuien, en door bodemdaling. Hier ligt een enorme herstructurering opgave. Op het moment dat de wijken toe zijn aan vernieuwing, moet er ruimte worden gemaakt voor wateropslag, terwijl ook woningdichtheid moet toenemen.



Jullie studie benadrukt: ‘winst op korte termijn betekent vaak verlies op de lange termijn’. Kunt u dat uitleggen?

Als wij rondom de oeverwal op dezelfde manier gebouwen zouden herbouwen, dan houden deze wijken grote klimaatproblemen. Daarom presenteren wij in onze ontwerpstudie een klimaatbestendig alternatief: het bouwen van woontorens op terpen van een hogere peilhoogte (zie figuur 1). Langs de woontorens liggen stedelijke overloopgebieden waar water de ruimte krijgt. De aanleg van een terp is misschien kostbaar op de korte termijn, maar op de lange termijn bespaart het veel geld, omdat de woningen niet afgeschreven hoeven te worden. Schade voorkomen is namelijk altijd goedkoper dan de schade herstellen. Het is impopulair om nu meer geld uit te trekken voor zo’n project, maar als hiermee veel leed en overlast voorkomen kan worden, dan moet dit gebeuren.




Waarom kiezen jullie in de visie om te bouwen rondom de Veluwe?

Dit heeft te maken met de aannames die wij in dit scenario maken. Wij gaan in deze studie uit van een serieuze toename van de bevolking. Zolang Europa open grenzen houdt, is het erg aanneembaar dat er miljoenen klimaatvluchtelingen uit landen als Spanje, Portugal en Griekenland naar het noorden komen. Daar doe je niks aan. Als je deze aanname combineert met de stijgende zeespiegel, dan heb je dus meer mensen op minder ruimte. Bovendien speelt ook nog de trend van een kleinere woningbezetting: er wonen steeds minder mensen per woning.


Als deze dingen bij elkaar maakt dat we een enorme woningbouwopgave hebben. Waar gaan we dan bouwen? Als je water en bodem sturend redeneert, dan is dit niet op de plekken waar we nu bouwen. We moeten kijken naar plekken die we nu misschien anders gebruiken, bijvoorbeeld, als natuurgebied. Natuurlijk is dat controversieel, maar voor woningbouw zijn in de toekomst de hoge droge plekken het best. Bovendien, als we sommige gebieden woningbouw realiseren, kunnen andere plekken weer terug zullen gaan geven aan de natuur. We zijn constant aan het schuiven met land.


Onze berekening gaat er niet vanuit om de hele Veluwe vol te plaatsen, we hebben het echt over de randen. Als 200 meter aan de rand van de Veluwe benut wordt, dan heeft dat al een gigantische opnamecapaciteit. Dit gebied staat gelijk aan 9000 ha oppervlak. Als hiervan 10% volgebouwd wordt met woningbouw in hoge dichtheid (160 woningen/hectare), bijvoorbeeld rondom de stedelijke kernen van Apeldoorn, Ede en Arnhem, kunnen hiermee 144.000 woningen gerealiseerd worden. Hoogbouw zou interessant kunnen zijn in de Veluwe omdat de kwaliteit van de buitenruimte hier zo goed is. Verdichting van dorpen en steden rondom de Veluwe, kan bovendien bijdragen aan de leefbaarheid daar.


In de nieuwe Veluwewijken wordt een hernieuwd systeem van sprengenbeken geïntroduceerd, gecombineerd met diverse zoetwaterbellen die liggen op plekken met klei/leem in de ondergrond. Het doel is dat hier minder water verloren gaat door verdamping en versnelde afvoer.



De Ontwerpstudie is heel visueel ingericht, waarom?

Er zijn natuurlijk veel vergelijkbare scenariostudies gedaan, maar die zijn meer gericht op de vakwereld. Vanuit het Ministerie kwam daarom specifiek de vraag om iets te maken waarmee we het gesprek met de samenleving konden voeren. We hebben verbeeldingen nodig die mensen begrijpen en aanspreken. Bovendien willen we met deze studie laten zien welke kansen en kwaliteiten er liggen in de toekomst, in plaats van constant de gevaren van klimaatverandering te noemen.



Hebben jullie gemerkt dat er na deze publicatie meer discussie is gevoerd over de toekomst van Nederland?

Nee, eigenlijk niet. Terwijl we met deze studie bezig waren, hebben wij een politieke omwenteling in Nederland meegemaakt. Sindsdien waait er een andere wind in Den Haag, waarbij het nadenken over een toekomst die verder dan 2 weken voor ons ligt, minder populair is geworden. Het beleid water en bodem sturend, dat ingezet is door de vorige regering, is bijvoorbeeld al weer afgeschaald. Water bodem sturend heet nu water en bodem ‘richtinggevend’. Ook aan de 5e Nota Ruimtelijke planning, waarvan het voorontwerp is vrijgegeven door het vorige kabinet (Rijksoverheid, 2024), wordt niet meer gewerkt.

Wij geloven dat dit alleen maar een grotere verantwoordelijkheid brengt voor ons als vakgemeenschap om na te blijven denken over de toekomst van Nederland. Kabinetten komen en gaan, maar Nederland blijft bestaan. Wij moeten ons niet laten verleiden om tot de korte termijn plannen te komen, waarvan we weten dat ze niet houdbaar zijn op de lange termijn.



Bronnen

Platformontwerp.nl, MVRDV, IMOSS, & Feddes/Olthof. (2024). Ontwerpend Onderzoek WHAT-IF Nederland 2100. In nvtl.nl. Retrieved February 2, 2025, from https://nvtl.nl/nieuws/what-if-ontwerpen-voor-nederland-in-2100/

Rijksoverheid. (2024, June 21). Voorontwerp Nota Ruimte schetst ruimtelijk beeld van Nederland in 2050. Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl. Retrieved February 2, 2025, from https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2024/06/21/voorontwerp-nota-ruimte-schetst-ruimtelijk-beeld-van-nederland-in-2050


0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page