top of page

Opgroeien in de stad: Onderzoek naar de speelbaarheid van een dichtbebouwde welvarende wijk


Graduation work by Sabine van den Berg


In mijn afstudeeronderzoek heb ik gebouwd op eerder afstudeeronderzoek van twee voormalig landschapsarchitectuur studenten uit 2008. Zij hebben het ‘Network of Play’ model bedacht, waarmee kinderen in arme wijken meer gestimuleerd zouden worden om buiten te spelen en te gaan bewegen. In mijn onderzoek heb ik dit model getest op dichtbebouwde en welvarende wijken, met als casus het Statenkwartier in Den Haag, omdat ook in rijke wijken (vergeten) kinderen wonen die het recht hebben op vrij buiten spelen.


Tijdens mijn afstudeeronderzoek liep ik stage bij het Ingenieursbureau Den Haag, onderdeel van de gemeente Den Haag. De uitkomsten die worden beschreven in dit artikel zijn afkomstig van mijn onderzoek en vertegenwoordigen niet het standpunt of de visie van de gemeente Den Haag.


Het belang van buiten spelen Vandaag de dag zijn er steeds meer kinderen die (gedwongen) opgroeien in een stedelijke omgeving. Vanwege de groeiende verstedelijking, met onder andere een verdichting van de stad en een toename van het aantal auto’s, wordt het moeilijker voor kinderen om buiten speelruimte te vinden. Daarnaast wordt er tegenwoordig steeds meer druk gelegd op de prestaties van kinderen, bijvoorbeeld op school, tijdens de muzieklessen of bij sportactiviteiten. In deze toenemende druk wordt het belang van vrij spel vergeten. Ook de moderne technologieën zoals de televisie of de computer hebben een uitwerking op het spel van kinderen (Alexander et al. 2012, Berkhout 2012, De Visscher 2009).


Deze drie pijlers: verstedelijking, prestatiedruk en moderne technologieën, hebben de mogelijkheden voor kinderen om vrij buiten te spelen verminderd. Er zijn minder geschikte plekken beschikbaar en kinderen worden niet meer gestimuleerd om vrij te spelen, mede door het gebrek aan speelruimte in de stad. Vrij buiten spel is een belangrijke mogelijkheid voor kinderen om zichzelf te ontwikkelen, het heeft zowel sociale, emotionele, cognitieve en fysieke voordelen (Alexander et al. 2012).


Huidige ontwikkelingen Weinig literatuur heeft zich gericht op de ruimtelijke karakteristieken van een wijk om deze kindvriendelijk en speelbaar te maken. De meeste bronnen richten zich op een globale visie over hoe spelen gezond kan zijn, zoals ik hiervoor heb beschreven. Het Network of Play model (Bakker and Fähnrich 2008), ontwikkeld door twee voormalig landschapsarchitectuur studenten, heeft zich wel op ruimtelijke karakteristieken gericht, maar is alleen getest op wijken die ruim zijn opgezet en zegt daarmee weinig over een aanpak in wijken die dichtbebouwd zijn. Bovendien richt de meeste literatuur zich op arme wijken waarin het hoogste percentage kinderen met overgewicht woont. Deze onderzoeken hebben als doel het stimuleren van fysieke activiteit, terwijl juist veel andere onderzoeken aantonen dat wanneer men zich alleen richt op fysieke activiteit in spel, de overige ontwikkelingsmogelijkheden vergeten worden. Ook geven bronnen aan dat kinderen in rijke wijken wellicht slechter af zijn dan kinderen in arme wijken omdat arme wijken vaak speelbaarder zijn dan de rijke wijken (Franzini et al. 2010, Karsten 2005). Dit is de reden geweest voor mij om onderzoek te doen naar de speelbaarheid in dichtbebouwde rijke wijken, met als doel het uitzoeken van de mate waarin kinderen in welvarende en dichtbebouwde wijken buiten kunnen spelen, om uiteindelijk te kunnen ontwerpen aan een verbeterde speelbaarheid van de publieke openbare ruimte. De hoofdonderzoeksvraag: “Wat is de geldigheid van het NOP model voor een dicht bebouwde, welvarende wijk, met als voorbeeld het Statenkwartier in Den Haag?” heb ik daarom in deze thesis beantwoord. De uitkomsten en ontwerpprincipes van het onderzoek kunnen ook gebruikt worden voor andere dichtbebouwde, welvarende wijken in Nederland.


Structuur thesis


Network of Play model Het Network of Play model redeneert vanuit primaire en secundaire speelplekken; grotere en kleinere speelplekken. Op de primaire plekken, voornamelijk bedoeld voor kinderen tussen 6 en 12 jaar oud, is ieder type spel mogelijk en kan een kind zich optimaal ontwikkelen. Op een secundaire speelplek, bedoeld voor kinderen jonger dan 6 jaar oud, zijn alleen enkele typen spel mogelijk.


Het Network of Play model begint met de huidige situatie in een wijk, waarbij in de eerste stap extra speelplekken, zowel primair als secundair, worden gecreëerd, en waarbij de tweede stap is om deze speelplekken met elkaar te verbinden door middel van een netwerk. Het is namelijk belangrijk dat kinderen van de ene naar de andere speelplek kunnen komen.


Principes Network of Play model (Bakker and Fähnrich 2008)


Het bepalen van de speelplekken wordt gedaan aan de hand van 5 ruimtelijke criteria, inclusief subcriteria:


Criteriadiagram NOP


Onderzoek en methodes Voor het onderzoeken van de beschikbaarheid en de geschiktheid van de openbare ruimte voor het spel van kinderen heb ik drie verschillende methodes gebruikt. Doordat ik dezelfde speelbaarheidscriteria van het Network of Play model heb gebruikt in al deze methodes, was ik in staat om het onderzoek met elkaar te vergelijken en daarmee mijn uitkomsten te valideren.


Ik ben begonnen met een wijkonderzoek waarbij ik in een matrix heb aangegeven welke plekken in de openbare ruimte voor de verschillende speelbaarheidscriteria goed, slecht of gemiddeld scoorden. Hiernaast heb ik ook observaties gedaan op de verschillende mogelijke speelplekken in de wijk, door middel van ‘behavioural mapping’ (Moore and Cosco 2010), en heb ik steekproef interviews gehouden onder kinderen. Door het in kaart brengen van de uitkomsten van deze verschillende onderzoeksmethodes en deze kaarten vervolgens naast elkaar te zetten, kan worden gezien dat de uitkomsten op enkele uitzonderingen na overeen komen met elkaar. Daarom is het gebruik van het Network of Play model als analyse instrument valide.


Uitkomsten onderzoek voor het Statenkwartier in Den Haag In de huidige situatie is het Statenkwartier niet kindvriendelijk of speelbaar te noemen: er zijn te weinig speelplekken, zeker voor kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. Bovendien zijn de publieke openbare ruimtes, die eventueel als speelplek zouden kunnen functioneren, niet geschikt omdat er te veel verstoring is. De belangrijkste wegen door de wijk zorgen voor barrières waardoor kinderen een eventuele speelplek niet kunnen bereiken en de verschillende spelkwaliteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van een kind, zijn niet beschikbaar in de wijk. Van de weinige speelplekken die er wel zijn, worden de meesten erg druk bezocht. De kinderen speelden vaak fysiek spel en waren sociaal actief. Er waren weinig kinderen die met natuur speelden, mentaal spel speelden of de omgeving aan het veranderen waren. Dit ondersteunt de uitkomst van de analyse dat juist deze typen spel niet mogelijk zijn op de verschillende speelplekken. Ook veel kinderen vinden dat er te weinig speelplekken zijn en dat op deze speelplekken te weinig verschillende typen spel mogelijk zijn. De veranderbaarheid van de omgeving, mentaal spel en natuurspel kwamen vaak naar voren in de wensen van kinderen.


Ontwerpen voor een verbeterde speelbaarheid In een dichtbebouwde wijk is het creëren van een speelplek zoals in het Network of Play model beoogd wordt niet mogelijk: het is niet realistisch om iedere 100 meter in een speelplek te voorzien en als dit al mogelijk is, dan zal het een hele kleine plek worden, omdat er simpelweg niet meer ruimte beschikbaar is in een nauw straatprofiel. Daarom heb ik door middel van een aantal principes laten zien hoe verschillende straten, in gebruik, breedte en oriëntatie, op diverse manier kunnen worden aangepast zodat er een kleine (informele) speelruimte ontstaat voor kinderen. Tijdens het ontwerpen is rekening gehouden met de drukte van de straat en de veiligheid van de kinderen om er te spelen, zo is een woonstraat veiliger dan bijvoorbeeld een doorgaande straat, waarbij een barrière tussen het spelende kind en de passerende auto’s gewenst is.

Door verschillende principes te ontwerpen, en te testen volgens de speelbaarheidscriteria uit het NOP model, is vooral gebleken dat het verbreden van de stoepen door het verwijderen van twee parkeerplaatsen of het verbreden van de straathoeken, al effectief kan zijn. Niet alleen voor het creëren van een speelplek, maar ook voor de oversteekbaarheid van de straat en daarmee de bereikbaarheid van de plek.


Voorbeeld van een mogelijke uitwerking in een woonstraat met een breder profiel en relatief veel doorgaand verkeer


Voorbeeld van een mogelijke uitwerking in een rustige woonstraat met enkel bestemmingsverkeer en een smal profiel.


Conclusies Network of Play model Door het doen van onderzoek is gebleken dat het NOP model een bruikbaar instrument is voor het examineren van de speelbaarheid van een wijk. Het geeft duidelijk aan welke delen van de wijk extra aandacht nodig hebben, wat de impact van barrières is en welke speelkwaliteiten toegevoegd moeten worden aan de mogelijke speelplekken. De uitkomsten van deze analyse zijn de vertrekpunten voor het maken van een ontwerp. De vijf ruimtelijke criteria die naar voren komen in het NOP model blijven belangrijk voor ieder type wijk, ongeacht de ruimtelijke opbouw. De ontwerpen die in het NOP model als voorbeeld worden gegeven zijn echter niet bruikbaar voor in het Statenkwartier of een andere dichtbebouwde rijke wijk, omdat er veel minder ruimte aanwezig is en omdat de uitstraling vaak niet past in de formele uitstraling van deze wijken.


In mijn onderzoek heb ik een aantal hoofdprincipes voor het ontwerpen in dichtbebouwde rijke wijken geformuleerd en deze vergeleken met de interpretatie van de vijf ruimtelijke criteria uit het NOP model. Hieruit komt naar voren dat voornamelijk de interpretatie van de criteria: kwaliteit, toegankelijkheid en locatie, aanpassingen nodig hebben, gezien de zelfstandige mobiliteit van kinderen. Omdat kinderen, als ze buiten mogen komen niet altijd een primaire speelplek kunnen bereiken, worden de secundaire speelplekken in de nabije omgeving nog belangrijker voor vrij spel en ontwikkeling. Maar, om een volledige ontwikkeling mogelijk te maken, moeten kinderen (op latere leeftijd) toch de primaire speelplek bereiken, met of zonder ouders.

Alexander, S. A., Frohlich, K. L. and Fusco, C. (2012) 'Playing for health? Revisiting health promotion to examine the emerging public health position on children's play', Health promotion international, das042.

Bakker, K. and Fähnrich, F. (2008) Network of play - A research on the playability of Dutch residential districts for children, unpublished thesis Wageningen University.

Berkhout, L. (2012) Play and Psycho-social Health of Boys and Girls Aged Four to Six, unpublished thesis Rijksuniversiteit Groningen.

De Visscher, S. (2009) 'Buiten spelen in wiens en welk belang? Het spel als cultuurelement', TIJDSCHRIFT VOOR JEUGDRECHT EN KINDERRECHTEN, (2), 116-122.

Franzini, L., Taylor, W., Elliott, M. N., Cuccaro, P., Tortolero, S. R., Janice Gilliland, M., Grunbaum, J. and Schuster, M. A. (2010) 'Neighborhood characteristics favorable to outdoor physical activity: disparities by socioeconomic and racial/ethnic composition', Health & place, 16(2), 267-274.

Karsten, L. (2005) 'It all used to be better? Different generations on continuity and change in urban children's daily use of space', Children's Geographies, 3(3), 275-290.

Moore, R. C. and Cosco, N. G. (2010) 'Using behaviour mapping to investigate healthy outdoor environments for children and families: conceptual framework, procedures and applications' in Ward Thompson, C., Aspinall, P. and Bell, S., eds., Innovative approaches to researching landscape and health: Open space: People space 2, New York: Routledge. Taylor & Francis Group.


0 opmerkingen

Comentarios


bottom of page